‘Mijn zoon vroeg of hij zijn nagels mocht lakken, en ik had anders moeten reageren’
‘Mag ik mijn nagels lakken, mama? En daarmee naar school gaan?’ vroeg de 5-jarige zoon van Angela Anagnost-Repke. ‘Je zei dat jongens ook kunnen doen wat meisjes doen en dat meisjes kunnen doen wat jongens kunnen doen.’
De moeder aarzelde even. ‘Ik heb dat gezegd. Ik zeg dat de hele tijd tegen mijn kinderen omdat het waar is, maar dit was de eerste keer dat ik toch even aarzelde.’
School
‘Ik weet niet of het iets is wat ‘ie op school heeft opgevangen, via de televisie, van vrienden of een combinatie van alles, maar de laatste tijd zijn zowel mijn zoon als dochter bezig met geslachtsrollen. Mijn dochter zegt dan tegen mijn zoon: ‘Jongens dragen geen roze’, of ‘Jongens spelen niet met barbies.’ Ik probeer ze te vertellen dat jongens en meisjes allebei kunnen doen wat ze ook maar willen, dat roze maar een kleur is, dat meisjes elke sport kunnen doen en dat jongens ook gewoon kunnen dansen en tea parties kunnen hebben als ze dat willen. Ik wil trouwens niet claimen dat ik perfect ben, maar ik doe mijn best om ze wat af te laten stappen van de traditionele genderrollen, zodat ze – vanaf kleins af al – al begrijpen dat er geen hokje is waar ze in zouden moeten passen. Ze kunnen ook maar alles doen waar ze passie voor hebben.
Nagellak
Toen mijn zoon dus vroeg of hij zijn nagels mocht lakken, was mijn eerste gedachte ‘tuurlijk’, maar dat zei ik niet… door mijn eigen stomme angst. Ik was bang dat klasgenoten hem uit zouden lachen. Ik zag mijn introverte, lieve zoon voor me aan de tafel, huilend omdat iemand anders hem uitlachte om zijn gelakte nageltjes. Geen een ouder wil zijn kind verdrietig zien omdat hij wordt gepest. Ik was zo bang dat de gelakte nagels een trigger zou zijn voor een pesterij. ‘Het kan wel, maar het is wel belangrijk dat je dit dan weet. Misschien gaan ze je dan treiteren’, vertelde ik hem. ‘Maakt niet uit’, zei hij, terwijl ‘ie wegliep en trots zijn nagels ging lakken.
Andere reactie
Hier aan terugdenkend, had ik echt anders moeten reageren. Ik leg een donkere schaduw over iets moois als ik zeg dat hij met gelakte nagels misschien wel uitgelachen wordt. Toen mijn zoon zichzelf wilde zijn en iets wilde doen dat hem gelukkig maakte, heb ik gedacht aan wat andere mensen zouden denken in plaats van hoe hij zich er bij voelt. Ik had gewoon ja moeten zeggen en verder moeten gaan. In plaats daarvan denk ik steeds aan hoe mijn woorden hem bij blijven de volgende keer dat hij iets wil doen wat de maatschappij eigenlijk anders ziet.
Ik hoop echt dat hij dat niet gaat doen. Ik hoop dat het mijn eigen angst is en dat het zijn toekomstige beslissingen om te handelen niet heeft verpest. Ik hoop dat hij leert zich uit te kunnen drukken hoe hij dat wil. Ik wil de individualiteit van mijn zoon aanmoedigen, de volgende keer dat hij vraagt om iets ‘anders’ te doen, wil ik eenvoudigweg ‘ja’ zeggen.’