Het gevaar dat ‘je kind te vroeg zindelijk willen krijgen’ heet
Er kleeft een soort status aan het vroeg zindelijk krijgen van je kinderen. Naast dat dat je reinste onzin is, kan een (te) vroege zindelijkheidstraining ook nog eens nadelig uitpakken.
Allereerst: de boodschap van dit artikel is in geen enkel opzicht een medisch advies. Het is louter informatief bedoeld over een bijkomstigheid die kan optreden als gevolg van de zindelijkheidstraining van je kind.
Zindelijkheidstraining: ouderlijke to-do
Laten we er niet omheen draaien: we zijn allemaal blij als onze kinderen zindelijk zijn. Vaarwel milieuvervuilende, vervelende en kostbare luiers die je altijd en overal bij je moet hebben, vaarwel onhandige verschoonperikelen, hallo normaal toiletbezoek! Onhandige ongelukjes daargelaten, zien de meeste ouders zindelijkheidstraining als een to-do op de ouderlijke bucketlist die we – liefst zo snel mogelijk – kunnen afvinken.
In Nederland is ongeveer 75 procent van de driejarigen overdag zindelijk, en de helft van die peuters is dat ‘s nachts ook. Tegen de tijd dat kinderen 4 jaar zijn, is nagenoeg iedereen (98%) overdag zindelijk, en driekwart ook ‘s nachts (bron: dokterdokter.nl). Er heerst een soort algemeen geaccepteerde opvatting dat kinderen rond, liefst al vóór hun derde levensjaar de weg naar de wc kennen. Deels vanuit de gedachte dat je het ze op jongere leeftijd makkelijker kunt aanleren, maar ook omdat er onderzoeken bestaan die zeggen dat kinderen die op latere leeftijd zindelijkheidstraining krijgen, dit minder goed oppikken. Lees: er langer over doen om zindelijk te worden en meer ongelukjes hebben. Een vroege zindelijkheidstraining wordt dan dus alternatief gezien.
‘Kinderen jonger dan 3 moeten nog niet zindelijk zijn’
Kletskoek, aldus Steve Hodges, een Amerikaanse kinderuroloog gespecialiseerd in zindelijkheidstraining en toiletproblemen bij kinderen. ‘Kinderen jonger dan drie zouden nog lang niet getraind moeten worden om zindelijk te worden,’ is zijn stellige overtuiging. Juist het onverwachte plassen en poepen is goed voor ze, en moet die eerste jaren vooral niet ‘gereguleerd’ worden, meent hij. In zijn kliniek ziet hij wekelijks zo’n 100 kinderen, waarvan de helft problemen heeft met plassen. ‘De meeste kinderen die op latere leeftijd problemen ontwikkelen rondom toiletbezoek, zijn bij uitstek kinderen die voor hun derde zindelijk waren.’
Zijn kinderen van 2-3 dan nog niet klaar voor zindelijkheidstraining?
‘Het is niet zo dat je jonge kinderen door training niet zindelijk kunt krijgen, integendeel,’ aldus de dokter. ‘Maar er is een wezenlijk verschil tussen kinderen aanleren hoe je op een pot of de wc moet plassen of poepen en tussen goed reageren op de signalen van je lichaam. Kinderen die door een vroege zindelijkheidstraining al eerder aangeleerd zijn hoe ze de wc moeten gebruiken, krijgen later last van dysfunctioneel toiletgedrag: ongelukjes (zowel plas als poep), infecties van de urinewegen en/of bedplassen. Deze problemen ontstaan vaak als gevolg van het structureel ophouden van plas, poep of allebei.
Zo lang mogelijk ophouden
En daar zit precies de crux volgens dokter Hodges. ‘Kinderen houden er niet van om activiteiten te moeten onderbreken voor een bezoekje aan de wc. Daardoor zijn ze eerder geneigd om zo lang als ze het volhouden, hun plas te proberen in te houden. En onderschat niet hoe lang kinderen dat kunnen volhouden: dat kan variëren van een paar uur, tot bijna de hele dag! Bij dat ophouden is waar de problemen beginnen – want elke keer dat ze dat doen, zorgt dit voor ontregeling in de blaas, die daardoor groter wordt.
Vroege zindelijkheidstraining: opgerekte, ontregelde blaas?
Een opgerekte blaas is niet goed: het heeft – in tegenstelling tot wat je misschien zou denken – een kleinere capaciteit om plas binnen te houden en het gevoelsmechanisme raakt verstoord. Als een kind maanden, zelfs jaren, de plas ophoudt en daarmee de blaas verder oprekt, is het op een gegeven moment niet meer in staat om signalen te begrijpen of uit te zenden. Het gevolg: de blaas gaat een eigen leven leiden, en ongelukjes zijn aan de orde van de dag. Bovendien wordt de kans op infecties groter: hoe minder een kind plast, des te groter de kans dat bacteriën zich een weg naar de blaas vinden.
Structureel poep ophouden verergert het probleem alleen maar. De poep hoopt zich op in het rectum – net achter de blaas – en kan het rectum oprekken tot wel 10 centimeter in diameter. De beperkte ruimte in de bekken maakt dat het rectum dan tegen de blaas gaat duwen, waardoor die steeds minder plas kan opslaan (die beperktere capaciteit waar we het hierboven over hadden). Daardoor raken de zenuwen die de blaas controleren geïrriteerd, met krampen in de blaas tot gevolg. En ook hier geldt: hoe minder een kind poept, hoe meer kans op een bacteriële infectie.
Ook als je bovenstaande medische verhandeling niet helemaal kan volgen, begrijp je vast het punt dat deze kinderuroloog probeert te maken: laat je kinderen zo lang mogelijk op het moment waarop het hun uitkomt in hun luier plassen en poepen. Alles om te voorkomen dat ze hun plas en poep op een onnatuurlijke manier proberen binnen te houden. Een vroege zindelijkheidstraining wordt door deze kinderuroloog dus afgeraden.
Blaas heeft 3-4 jaar nodig om volledig te ontwikkelen
Volgens hem is het pas verstandig om aan de zindelijkheidstraining te beginnen, als je je kind ook daadwerkelijk kunt uitleggen waarom het zo belangrijk is dat ze naar de wc gaan als ze voelen ze dat ze moeten. Daarnaast heeft volgens hem de blaas ook zo’n drie tot vier jaar nodig om volledig te groeien en ontwikkelen, en is het voor optimale ontwikkeling van de blaas juist belangrijk dat er gewoon geplast wordt wanneer het kind dat wil. Sommige ouders zijn van mening dat hun kind geboren is met een kleine blaas – volgens deze dokter is dat onjuist, maar is een kleine(re) blaas meestal het gevolg van het onnatuurlijk ophouden van de plas. Zijn advies? Begin er pas mee vanaf drie jaar.
Toch kiezen voor een vroege zindelijkheidstraining?
Als je er dan toch nog eerder mee begint, dan moet je er van dokter Hodges ook heel dicht bovenop zitten, en het plas- en poepgedrag van je kind heel nauwkeurig in de gaten te houden – en ervoor te zorgen dat ‘ie ongeveer elke twee uur naar de wc gaat. Volgens de dokter moet je je kind vooral niet vragen ‘of hij naar de wc moet’, omdat een kind dan vrijwel altijd nee zal zeggen. Elke twee uur moet je je kind vertellen ‘dat hij nu naar de wc gaat’. Ook bijhouden hoe vaak je kind poept en hoe die poep eruit ziet, is belangrijk.
Tot zover de waarschuwing van deze dokter. Misschien wordt de soep niet zo heet gegeten als deze meneer hem opdient, maar het is wel een fijne gedachte als je denkt: help, mijn peuter van drie of vier is nog niet zindelijk. Er is, volgens deze kinderuroloog, in elk geval minder haast geboden dan vele ouders denken.
Lees ook: Do’s en don’ts op weg naar zindelijkheid