De taalontwikkeling van je dreumes: maand 13 tot en met maand 24 in een handig schema
De woordenschat van je kind groeit snel; vooral in het tweede jaar kan de taalontwikkeling hard gaan. Maar wanneer kun je wat verwachten? En hoe kun jij je dreumes stimuleren om te praten voor een optimale taalontwikkeling?
Onthoud! Ieder kind ontwikkelt zich op zijn eigen tempo. Dit overzicht geeft slechts een gemiddelde indicatie.
De taalontwikkeling van een dreumes van maand 13 tot maand 24
Wij hebben een handig overzicht voor je opgesteld met de mogelijke taalontwikkelingen bij je dreumes. Ook handige tips en tricks om je kind te stimuleren vind je in onderstaand schema!
Maand 13
Rond zijn dertiende maand kan je kind gemiddeld drie tot vier woorden spreken. Misschien kan hij al ‘mama’, ‘dada’, of ‘bah’ zeggen. Wees niet teleurgesteld als je kind dit nog niet kan; de taalontwikkeling van ieder kind is anders. Al praat je kind nog niet veel; ook met zijn houding en geluiden maakt hij je dingen duidelijk.
Tip voor jou: zeg hardop wat je aan het doen bent of wat je ziet, zoals: ‘mama zoekt de worteltjes.’ Op deze manier geef je je kind het gevoel dat hij deel is van de omgeving en wil hij graag terugpraten.
Maand 14
Onthoud dat je dreumes veel meer woorden begrijpt dan dat hij kan zeggen. Maar zodra hij een woord kent, wil hij dat zoveel mogelijk gebruiken. Kent hij ‘bah’, roept hij dat de hele dag.
Tip voor jou: rijm, zing gekke liedjes en neurie deuntjes. Je kind vindt dat geweldig, ook leuk om hem je te laten nadoen! Luisteren is minstens net zo belangrijk als praten. Gebruik daarom veel gezichtsuitdrukkingen en handgebaren; zo leert hij dat het best.
Maand 15
Je kind kan vast al korte woorden als ‘hond’, ‘bal’ en ‘nee’ zeggen. Je kind begrijpt nu ook simpele verzoekjes, zoals ‘pak je schoenen’ of ‘ga maar zitten’.
Tip voor jou: je kind leert alleen luisteren als jij ook naar hem luistert. Maak oogcontact als hij iets tegen je wil zeggen en reageer erop. Stel ook (korte) vragen aan hem en stimuleer hem om te reageren. Je kunt je kind ook op een speelse manier leren praten. Speel kiekeboe of ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’!
Maand 16
Ben je je sleutels kwijt? Dan kan het zomaar zijn dat je kind naar het tafeltje wijst waar ze liggen. Hij heeft gezien dat je dat deed; hij kent dus wel woorden, maar kan ze nog niet uitspreken. Je kind kan zelf gemiddeld zo’n zeven woorden zeggen.
Tip voor jou: het is voor de taalontwikkeling van je dreumes belangrijk dat je langzaam en duidelijk tegen je kind praat. Gebruik geen ‘babywoorden’ meer, dus zeg ‘koekje’ in plaats van ‘koe-kie’; zo leert hij de juiste manier van uitspreken.
Maand 17
Iedere vorm van leren praten is normaal. Maak je dus geen zorgen als jouw kind nog geen hele zinnen kan maken en het kind van je vriendin wel. Je kunt je kind helpen door te benoemen wat je ziet, zoals “kijk, een vliegtuig!” of “hoor je die vogel?”
Tip voor jou: leer je kind de verschillende maten, dus bijvoorbeeld: “Dit is een grote mok en dit een kleine mok.” Het is goed om korte zinnen te gebruiken, dus zeg “eet je brood” in plaats van “heb je geen trek? Waarom eet je je broodje niet?” Te veel woorden zijn voor je kind overweldigend.
Maand 18
Je kind heeft vast een aantal favoriete woorden, zoals ‘melk’, ‘koekje’ of ‘auto’. Hij kan ook twee woorden aan elkaar linken, zoals ‘ik bal’ of ‘alles weg’. Aan zijn klank kun je steeds beter herkennen wat je kind bedoelt. Bij ‘KOEKJE!’ wil hij nú een koekje.
Tip voor jou: het is belangrijk dat je je kind positief benadert. Als je kind zegt “ik au-wo’, zeg dan niet “nee, het is ‘auto’”, maar “waar zie jij een auto?’ Op deze manier krijgt je kind meer zelfvertrouwen.
Maand 19
De taalontwikkeling van je dreumes is nu volop bezig. Je kind gebruikt nu vaker werkwoorden, zoals “ik ga” of “ik spring”. Je kind begrijpt ook wat voorzetsels zijn, zoals ‘boven’, ‘onder’, ‘in’ en ‘uit’.
Tip voor jou: je kind vindt het leuk om jouw zinnen af te maken. Lees je een verhaal voor, zeg dan: “in de kamer was een grote bal en die was…” “ROOD!”, zegt je kind. Leuk en leerzaam! Vertel ook wat de figuren doen, zoals “de koe zegt boe”.
Maand 20
In zijn twintigste maand kan je kind ook al korte zinnen maken; een hele doorbraak! Hij pikt ook veel woorden op uit zijn omgeving en je zult dan ook soms woorden horen die hij kent doordat jij ze eens hebt gezegd.
Tip voor jou: doe geluiden na, dat vindt je kind dat erg grappig! Denk aan een blaffende hond of een sirene. Je kind zelf mag natuurlijk ook meedoen.
Maand 21
Praat duidelijk en veel tegen je kind; dat stimuleert de taalontwikkeling en leert hem articuleren. Grappige liedjes doen zijn woordenschat ook erg goed.
Tip voor jou: voorlezen vindt je kind leuk en daarmee leer je hem meteen nieuwe woorden aan. Betrek je kind ook bij het verhaal; vraag “waar is de muis?”, zodat je kind hem kan aanwijzen.
Maand 22
Je kind kan ongeveer 20 woorden zeggen. Woorden combineren en korte vragen aan je stellen, gaat ook steeds beter. Maar ga nu niet stiekem alle woorden tellen die je kind kan zeggen; ieder kind is verschillend!
Tip voor jou: blijf liedjes zingen! Spelenderwijs onthoudt je kind de woorden beter en herkent hij ze eerder.
Maand 23
Vanaf nu gaat het snel met de taalontwikkeling van je dreumes: je kind leert zo snel nieuwe woorden, dat het voor jou moeilijk bij te houden is! Korte vragen, zoals “wat is je naam?” begrijpt hij ook steeds beter.
Tip voor jou: voorlezen is goed, maar de babyboeken is je kind nu wel ontgroeit. Tijd voor iets nieuws! Ga samen naar een boekwinkel en hem een boek uitzoeken; dat maakt het voorlezen nog leuker.
Maand 24
De taalontwikkeling van je kleintje is inmiddels goed gegroeid. Je kind stelt je graag vragen en kent al zo’n vijftig woorden. Hij krijgt ook een duidelijke voorkeur voor wat hij wel en niet lekker vindt. En maak je geen zorgen om taalfouten, een peuter hoef je heus nog niet te corrigeren. Bij kleuters kun je op subtiele wijze beginnen met corrigeren. Hoe? Dat lees je hier.
Tip voor jou: zing liedjes waar dezelfde woorden veel in voorkomen; je kind zingt vanzelf met je mee! Kies voor het voorleesuurtje boeken die gaan over iets wat je kind ook kan, zoals naar de supermarkt gaan. Hij herkent zich erin en vindt dat erg leuk.