Waarom er zoveel rivaliteit tussen broers en zussen is (en wat je eraan kunt doen als ouders)
Wie zegt vroeger nooit ruzie te hebben gemaakt mijn zijn broertje(s) of zusje(s) is een liegebeest. Alle kinderen liggen wel eens (of vaker) met elkaar in de clinch. Hoe gaat de rivaliteit tussen broers en zussen er precies aan toe en wat kun je eraan doen als ouder?
Susan Krauss – hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Massachusetts – verdiepte zich in het fenomeen. Volgens haar vindt de interactie tussen broers en zussen wanneer ze jong zijn voornamelijk op non-verbaal niveau plaats. Heeft een van de twee een speeltje dat de ander graag wil hebben, dan zal daar niet netjes om gevraagd worden. Duwen en een hengst uitdelen is ook veel effectiever toch?
Verbale strijd
Als broers en zussen ouder worden, zegt Krauss, wordt het duwen en trekken vervangen door een verbale strijd. Tieners kunnen heel geraffineerd zijn in hun argumenten en discussies met broers en zussen. Ze kennen elkaar als de beste en weten daardoor precíés aan welke knoppen ze moeten draaien om de ander uit de tent te lokken. Hoe irritant.
Op de een of andere manier zijn broertjes en zusjes vaker gemeen tegen elkaar, dan tegen vriendjes. Hoe komt dat toch? Volgens Krauss heeft het te maken met concurrentie. In huis wordt er geconcurreerd voor concrete objecten, zoals speelgoed, kleding of – en dit zal voor vele een herkenbare zijn – de afstandsbediening. Maar wat óók schuilgaat achter deze broer/zus dynamiek, is de concurrentie voor de aandacht van ouders.
Van de troon gestoten
Alfred Adler was de eerste psycholoog die keek naar de volgorde waarin broers en zussen geboren werden in relatie tot persoonlijkheid. Hij beschreef de ‘onttroningservaring’ van het oudste kind.
Het eerste kind krijgt de eerste negen maanden van zijn of haar leven (en vaak nog langer) de volledige aandacht van ouders. Maar zodra het eerstvolgende broertje of zusje geboren wordt, dan wordt het oudste kind van de troon gestoten. Opeens is er iemand bijgekomen. En dat betekent dat niet alleen het speelgoed gedeeld moeten worden, maar ook de aandacht van papa en mama.
Krauss denkt dat geen enkele broer of zus succesvol kan concurreren met een nieuwe baby. Hoe getalenteerd, aantrekkelijk of geliefd ook. Zo’n kleine heeft veel zorg nodig en kan onmogelijk worden genegeerd als zijn of haar behoeften niet zijn vervuld. Dat betekent dat ouders vindingrijk moeten zijn om evenveel aandacht te geven aan ieder kind, ongeacht of het kind een baby is of een tiener. En dat lukt volgens haar niet altijd even goed.
Rivaliteit later
Verschillende behandelingen (zij het onbewust) kunnen op kinderen later ook nog impact maken, zegt Krauss. Ze haalt een studie aan uit 2013, waarin onderzoekers van de Purdue Universiteit keken naar de manier waarop relaties tussen broers en zussen de vermeende vriendjespolitiek in het ouderlijk huis weerspiegelde. Wat blijkt? Grotere hoeveelheden van ongelijke behandeling werden geassocieerd met minder intimiteit tussen broer(s) en/of zus(sen).
Ook ontdekten de onderzoekers dat sommige (jong)volwassenen nog steeds het gevoel hebben anders behandeld te worden door hun ouders dan hun broer of zus. En dat kan de rivaliteit weer net zo doen laten oplaaien als vroeger. Klinkt niet heel positief allemaal. Wat wij als ouders ervan kunnen leren is de aandacht te verdelen.
Hoofdredacteur Famme Muriel tipt: ‘Met drie jongens in huis is het best lastig om de aandacht goed te verdelen. Om het toch ‘eerlijk’ te laten verlopen plannen we (mijn man en ik) 1-op-1 dates met de jongens. Twee keer per jaar. Zoonlief kiest het uitje en mag met een van de ouders op pad. Daarnaast kijken we goed naar bij wie we wanneer aan de zijlijn staan met voetbal/zwemmen/judo en wie wanneer de jongens naar school brengt en ophaalt. En als een van de jongens het niet eerlijk vindt dat de ander meer aandacht krijgt dan praten we daar serieus over met elkaar.’