Peet (32): ‘Pas na uren zoeken vonden we onze peuter weer’
De driejarige Bob is een vrolijk, avontuurlijk en ondernemend ventje. Hij holt graag een paar meter vooruit, zodat hij snel kan ontdekken welk avontuur er om de hoek op hem wacht. Maar dan rent Bob een hoek om en is hij opeens een aantal uur zoek. Bij vader Peet en moeder Souraya is de paniek groot.
Een kleine avonturier
“Zodra mijn vrouw Souraya zwanger bleek te zijn, fantaseerde ik over een nieuwsgierig, bedrijvig en actief kind. Dat leek me zo leuk, een kind dat voor niets terugdeinst en met scheuren in zijn broek, modder op zijn gezicht en blauwe plekken thuiskomt. Liever dat dan een kind dat geen enkel riscio durft te nemen. Toen we bij de twintig weken echo hoorde dat we een jongen kregen, werd die fantasie nog groter. In het bos sjouwen met stokken, schoppen tegen bladeren, vol verwondering van de glijbaan springen, ik zag het helemaal voor me.
Zodra hij zichzelf kon omrollen, was onze kleine Bob al een avonturier. Continu op ontdekking, eindeloos op avontuur. Dan was ik hem weer ergens kwijt in huis – in slechts enkele seconden – en dan vond ik hem op de werkkamer op zolder. Terwijl hij nog niet kon lopen! Kruipen, klauteren, klimmen. Typisch Bob. Altijd zijn eigen weg aan het gaan. En het leuke was: als je hem dan vond, dan was hij apetrots. Dan keek hij je met van die grote, glunderende kijkers aan – blij dat je hem gevonden had en blij dat hij kon laten zien wat hij had bereikt.
Columbus van de peutertjes
Dat bleef zo, ook toen Bob als hummeltje begon met lopen. Hij keek niet op of om, gewoon druk bezig met het doel waar hij op af rende. Natuurlijk vroegen Souraya en ik ons wel eens af wat nou normaal was en we spraken, bij wijze van grap, over ‘ons wegloopkind‘. Maar ja, kinderen gaan nu eenmaal graag op ontdekking. Bovendien heeft onze Bob nooit kwaad in de zin, het is niet dat hij een sprintje trekt om kattekwaad uit te halen. Het is een schat van een jongen, maar wel gewoon de Christoffel Columbus van de peutertjes.
Souraya en ik zijn er dus inmiddels wel aan gewend. En voordat ik commentaar krijg van de moedermaffia: ja, we hebben alles geprobeerd qua wachten, meerennen, oefenen met oversteken en straf geven. Maar zijn nieuwsgierigheid houdt hem niet in bedwang en juist dat vind ik ook een hele mooie eigenschap. Een eigenschap die gekoesterd mag worden. Het maakt mij overigens ook nieuwsgierig, haha: hoe ga ik Bob om de hoek aantreffen?
Bob is weg
Tot die ene dag. Ik ging wandelen met Bob. We zouden een rondje in de buurt maken en even stoppen bij de speeltuin. Twee keer links, een keer rechts, voorbij het laatste huis het bruggetje over. Die route liepen we vaak, Bob kan ‘m wel dromen. We wonen in een rustige buurt met veel woonerven, dus echt gevaarlijke hordes zijn er niet onderweg. Zoals gewoonlijk sprintte Bob vooruit, ik was nog aan het afschakelen van werk – dit was tijdens een lockdown – en stuurde een laatste mailtje via mijn telefoon. Toen ik opkeek van mijn scherm was ik al bijna bij de speeltuin. Eenmaal daar aangekomen: geen Bob. Niet in het klimhuisje – zijn favoriete plek, niet bij de schommels, niet bij de glijbaan. Geen Bob.
Ik draaide me om, keek om me heen. Nergens zag ik Bob. Misschien was hij de bosjes achter het klimmenrek in gerend. Ik ging op het bankje zitten waar ik altijd zit, typte mijn mail af, keek op van mijn scherm en realiseerde me hoe stil het was. Nergens hoorde ik Bob. Ik riep zijn naam.
Geen antwoord.
Ik liep de bosjes in. Geen Bob.
Ik liep terug richting het bruggetje. Geen Bob.
Links ging ik de straat in, rechts ging ik de straat in.
Bob was nergens.
‘Is Bob al terug?’
Ik ging terug naar het bankje in de speeltuin. Bob zou zo wel komen. Maar inmiddels was er een dik half uur voorbij. Hoe lang was ik überhaupt met die mail bezig geweest? Even keek ik naar het water onder het bruggetje, een plons had ik toch wel gehoord? Ik besloot terug naar huis te lopen, misschien kwam ik hem onderweg wel tegen. Dezelfde route terug, achterom de tuin door. Souraya zag ik achter het raam bezig met het avondeten.
‘Is Bob al terug?’
‘Nee, die was toch met jou mee?’
Snel legde ik uit dat ik Bob inmiddels al bijna een uur kwijt was. ‘Hoe bedoel je, kwijt?’ vroeg Souraya nog. Nou ja, kwijt dus. Ze trok haar jas aan en samen gingen we opnieuw de deur uit. Zij linksom, ik rechtsom. We zijn bij ieder woonerf en bij alle speeltuintjes in de buurt geweest: nergens was een teken van Bob. We hebben in de auto op de oprit gekeken, bij buren aangebeld, we zijn zelfs terug huis gegaan om op zijn kamertje te kijken. Hij was er gewoon niet.
Dan begin je toch echt even te denken dat je doordraait. ‘Hij liep toch mee?’ was wat er steeds door mijn hoofd spookte. Ik dacht echt dat ik gek werd. Ik wist zeker dat Bob voorop liep en dat ik er achteraan liep. Ik heb dat stukje wel honderd keer gelopen. En ik zie hem nog steeds voor me uit rennen.
Maar waar was Bob nu?
Uiteindelijk besloten Souraya en ik om ook buiten onze wijk te gaan zoeken. De buren waren ingelicht, de buurman met kids zou in de speeltuin de honeurs waarnemen. Eigenlijk liepen we nu een route die we nooit liepen. We doen alles te voet in ons stukje wijk en als we naar het bos, park of supermarkt gaan, pakken we al snel de fiets. Na vier verschrikkelijke uren dwalen, vonden we Bob in een heel andere speeltuin. Een speeltuin op langer dan dertig minuten lopen van ons huis. Een speeltuin waar we nooit zijn geweest. Tot op de dag van vandaag weet ik niet hoe hij daar is gekomen. Bob zat met een dikke pruillip op een boomstam.
‘Papa, dat duurde wel heel lang.’
Verder was hij helemaal oke.
Je vraagt je misschien af of we de politie hebben gebeld. Eerlijk gezegd is dat niet eens in ons opgekomen. De tijd ging traag, maar tegelijkertijd zijn die vier uur voorbij gevlogen. We konden ons gewoon niet voorstellen dat Bob echt kwijt zou zijn.
Ook het kind van Willemijn liep een keer weg. Ze kreeg de schrik van haar leven toen ze door de directeur van school werd opgebeld: “Hij vertelde dat mijn zoontje weggelopen was.” Haar verhaal lees je hier.
Denise (30) is eindelijk zwanger: ‘Iedereen is enthousiast, behalve ik’