Redactie
Redactie Kinderen 4 okt 2020
Leestijd: 6 minuten

Hoeveel zakgeld geef je je kind? Een overzicht per leeftijd

Door je kind zakgeld en/of kleedgeld te geven, leert hij met geld om te gaan. Heel belangrijk, want van leren sparen, budgeteren en het bijhouden van uitgaves zal je kind de rest van z’n leven plezier hebben. Maar hoeveel geld geef je je kind en wat moet/mag hij er mee doen?

Zakgeld is een lastige kwestie. De ene ouder heeft het nu eenmaal breder dan de ander. Toch kan het fijn zijn om te weten wat gemiddeld is. Wij vertellen het je.

Zakgeld per leeftijd

Het NIBUD deed onderzoek naar de hoogte van zakgeld op verschillende leeftijden en geeft gebaseerd op dat onderzoek een adviesbedrag per leeftijd.

Groep 3 en 4 (6 tot 8 jaar)

Volgens pedagogen is 6 jaar de meest geschikte leeftijd om met zakgeld te beginnen. Dan begrijpen ze de waarde van geld al een beetje. Ze snappen dat een grote munt niet meer waard hoeft te zijn dan een kleine en ze kunnen tellen en een beetje rekenen.

Vanaf een jaar of 7 snappen kinderen het spaarprincipe: nu geld opzij leggen om straks (voorlopig nog niet té ver weg) iets te kopen wat je echt graag wilt hebben. Enige begeleiding is misschien nodig, maar fouten maken mag, is juist nu leerzaam en minder erg dan straks als het om een te dure mobiel gaat in plaats van een goedkoop speelgoedje.

Volgens het NIBUD is een halve tot anderhalve euro per week een goede richtlijn om dit effect te bereiken.

Groep 5 en 6 (8 tot 10 jaar)

Volgens onderzoek van het ministerie van Financiën heeft negen van de tien scholieren in de leeftijd van 8 tot en met 10 jaar (globaal groep 5 en 6) inkomsten. Tien procent doet het dus zonder. De meest voorkomende vorm is het krijgen van zakgeld (driekwart), maar ook zelf wat bijverdienen komt op die leeftijd veel voor (zestig procent). De meest populaire bestedingen zijn speelgoed, (computer)spellen en sport- en hobbyartikelen.

Er is verschil in bestedingspatroon tussen jongens en meisjes. Onder de laatste zijn er veel die geld uitgeven aan boeken en vrij weinig die (computer)spellen kopen. Een kwart van de scholieren in de leeftijd van 8 tot en met 10 jaar geeft het geld dat zij hebben (zakgeld; bijverdiensten) vooral uit. Driekwart juist niet: zij sparen.

Het NIBUD hanteert een zakgeldrichtlijn van een tot twee euro per week.

Groep 7 en 8 (10 tot 12 jaar)

Volgens onderzoek van het Ministerie van Financiën stelt hooguit 5% van scholieren in de groepen 7 en 8 het zonder eigen inkomsten. Bij jongens springen er qua besteding drie soorten artikelen eruit: (computer) games, hobbyartikelen en speelgoed. Bij meisjes is nauwelijks sprake van een topartikel afgezien misschien van besteding aan boeken.

De groep die bij het besteden van geld verantwoordelijkheid krijgt van de ouders is minder dan de helft (41%). Jongens lijken iets vaker die aanzet tot financiële zelfstandigheid te krijgen dan meisjes. Zeventig procent van de scholieren in de groepen 7 en 8 vindt sparen belangrijk en zet het geld dat zij hebben (zakgeld, bijverdiensten) vooral op een spaarrekening; bij 30% is de uitgavedrang groter dan de spaarzin.

Voor kinderen in deze leeftijd brengt het Nibud het lespakket Eurowijs, een online game waarmee kinderen spelenderwijs iets leren over omgaan met geld.

Richtlijn van zakgeld ligt volgens het NIBUD tussen twee en een krappe drie euro.

Middelbare scholieren klas 1 en 2 (12 tot 14 jaar)

Met de leeftijd 12 tot 14 jaar stijgt het percentage jongeren met betaalrekeningen en daalt het percentage dat een spaarrekening heeft. Meest populaire uitgavecategorieën zijn schoenen en uitgaan. Bij meisjes direct gevolgd door verzorgingsartikelen en bij jongens door (computer)games.

Meer dan de helft (57%) krijgt bij het besteden van geld verantwoordelijkheid van de ouders door zelf te mogen beslissen over de besteding. Daarnaast is een aanzienlijk deel van de ouders gewillig bij verzoeken om extra geld. Bij vmbo-leerlingen komt dat laatste vaker voor dan bij leerlingen in havo-vwo. Een substantieel deel van de jongeren (60% van de 1e en 2e klassers) ervaart lastige zaken als het om geld gaat. Het gaat dan om vaardigheden als alles op tijd betalen, je niet door reclame laten verleiden en prijsbewust zijn.

Een derde deel van de 1e en 2e klassers heeft het gevoel geldzaken onder controle te hebben, (genoeg kennis van soorten rekeningen, genoeg geld om te kunnen kopen wat ze willen). Dat geldt voor jongens wat vaker dan voor meisjes. Een meerderheid heeft dat gevoel dus niet.

Een opvoedingsstijl die aandacht schenkt aan het omgaan met geld en verantwoordelijkheid geeft, heeft positieve invloed op de controle die kinderen hebben over geld. De helft van de scholieren in de eerste klassen van de middelbare school spaart het geld dat zij hebben (zakgeld, bijverdiensten).

Het NIBUD adviseert een bijdrage aan het zakgeld tussen een ruime twee en zes euro. Vanaf 12 jaar geeft een deel van de ouders hun kinderen naast zakgeld voor het eerst kleed- en belgeld.

Middelbare scholieren klas 3 en 4 (14 tot 16 jaar)

Scholieren in deze fase van het onderwijs krijgen overwegend zak- en/of kleedgeld (88%). Daarnaast heeft de overgrote meerderheid bijverdiensten of andere bronnen van inkomsten; 16 procent heeft die neveninkomsten niet. Een betaalrekening is gemeengoed, in tegenstelling tot een spaarrekening.

De meest populaire bestedingen zijn uitgaan en kleding/schoeisel. Driekwart krijgt bij het besteden van geld verantwoordelijkheid van de ouders: zij mogen zelf beslissen over de besteding van het geld. Daarnaast is de helft van de ouders gewillig bij verzoeken om extra geld.

Bij vmbo-leerlingen en allochtone scholieren komt dat laatste wat vaker voor dan bij leerlingen op havo-vwo. Onder scholieren rond de 15 jaar zijn er méér die geld vooral uitgeven (64%) dan er zijn die het geld dat zij hebben vooral sparen.

Groepen die relatief vaak hun geld vooral uitgeven zijn vmbo-ers, meisjes, allochtonen en jongeren in eenoudergezinnen. Risicovolle gedragingen als het vaak hebben van schulden en het vaak spelen om geld komt bij minder iets meer dan tien procent van de scholieren rond de 15 jaar voor, bij allochtone scholieren vaker dan bij autochtone scholieren. In het algemeen: de helft van de jongeren van 14 krijgt meer dan € 18,- per maand en de helft minder.

Middelbare scholieren mbo en bovenbouw havo-vwo (16 tot 17 jaar)

Bijverdienen is voor de overgrote meerderheid van 16-17 jarigen (85%) gebruikelijk. Ouders leveren vaak een bijdrage aan zak-, kleed- en belgeld. Een betaalrekening is gemeengoed. Driekwart heeft een spaarrekening.

Veruit de meest dominante bestedingscategorie is bij 16-17 jarigen het uitgaan. Meisjes hebben een tweede, even populair bestedingsdoel, namelijk kleding en schoeisel. Driekwart krijgt bij het besteden van geld verantwoordelijkheid van de ouders: zij mogen zelf beslissen over de besteding van het geld. Risicovolle gedragingen als het vaak aangaan van schulden en het vaak spelen om geld komt bij circa 10 procent van de scholieren van 16-17 jaar voor.

Om te kijken wat de risicofactor van een jongere kan zijn ontwikkelde het NIBUD de ‘Wat voor geldtype ben jij’-test.

Lees ook:

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Iedere zaterdag het beste van Famme in je mailbox

Een goed begin van je weekend met de mooiste verhalen van Famme