De leukste straatspellen die iedereen gespeeld moet hebben
Een dag niet gespeeld, is een dag niet geleefd. In ‘onze tijd’ speelden we nog verstoppertje en tikkertje, tegenwoordig kiezen veel kinderen liever voor een vette videogame. Da’s eigenlijk best jammer, want wat hadden wij vroeger een lol met die straatspellen!
Als het buiten droog was, konden wij ons urenlang vermaken met de buurtkinderen. Er waren straatspelletjes in overvloed. Ken jij ze allemaal nog? Onze grote broer Froot maakte een lijst met spellen die eigenlijk elk kind gespeeld moet hebben:
1. Overlopertje
Hoe werkte het?
Eén tikker staat in het midden van het veld/schoolplein. De groep lopers staat aan één kant. Klaar? Rennen maar! Wie getikt was, werd tikker. Simpel zat.
Wat maakte het zo leuk?
Je komt erachter hoe supersnel je wel niet kan rennen. Mij krijg je niet te pakken!
2. Stoepranden
Hoe werkte het?
Een bal, een straat met aan weerszijden een stoep, een soort van puntensysteem en gooien maar.
Wat maakte het zo leuk?
De moeilijkheidsgraad. Je kon uren oefenen en oefenen maar echt goed werd je nooit. Die bal doet waar ‘ie zin in heeft.
3. Stilstandskrijgertje / Annemaria Koekoek
Hoe werkte het?
Eén iemand staat met zijn gezicht naar de muur en roept ‘Annemaria Koekoek!’ Tijdens het roepen mag de groep vanaf de startlijn richting de muur bewegen. Maar na het uitspreken van de woorden ‘koekoek’ mag de roeper zich omdraaien. Wie er dan nog beweegt is af en moet terug naar de startlijn. Het spel is pas klaar wanneer één van de lopers de roeper kan tikken zonder dat deze dat ziet.
Wat maakte het zo leuk?
Als je supersnel ‘Annemaria Koekoek!’ roept, mag je je meteen omdraaien en is bijna iedereen af.
4. Flessenvoetbal
Hoe werkte het?
Flessen, water en een bal. Je vult de flessen met water en probeert de fles van de tegenstanders om te trappen. De persoon wiens fles leeg raakt, mag niet meer meedoen. Er waren altijd mietjes die continu voor hun fles bleven staan.
Wat maakte het zo leuk?
Dankzij het competitieve element giert de adrenaline door je lichaam. Ik ga winnen!
5. Voetjes van de vloer
Hoe werkte het?
Eén tikker, een terrein vol speeltoestellen en heel veel kinderen. Wie zijn voeten van de grond heeft, kan niet getikt worden. Doe je dat wel dan kan de tikker je tikken. Deze jongen is een pro.
Wat maakte het zo leuk?
Stiekem wil je bewegen, maar dan loop je wel de kans om getikt te worden. Het dilemma maakt het extra spannend.
6. Muren / Een-keer-aanraak
Hoe werkte het?
Een bal, een muur (eentje zonder ramen) en een paar goede schoenen. Deelnemer 1 schopt de bal tegen de muur waarna deelnemer 2 in één keer de bal terug moet schoppen richting diezelfde muur. Deelnemer 3 volgt tot er geen deelnemers meer zijn. Dan mag deelnemer 1 weer. Mist iemand de bal dan krijgt hij/zij een punt. Het spel stopt als het vooraf afgesproken aantal punten is bereikt.
Wat maakte het zo leuk?
Je wordt keigoed in voetballen, omdat je zowel je snelheid als behendigheid traint.
7. Busjetrap / Buskruiten / Busjepiep
Hoe werkte het?
Je legt een voetbal op een centraal punt. Dit punt is de buut. Vervolgens mag één iemand de bal hard wegschieten. De persoon die ‘m is, moet de bal vervolgens halen en achteruit terug lopen naar de buut. Ondertussen verstopt de rest zich. Vervolgens ontaardt het spel in een klassiek potje verstoppertje; wie gevonden wordt, moet zich bij de buut verzamelen. Maar drie keer per potje mogen de verstopten de bal wegschieten als ze daarvoor de kans krijgen. De zoeker moet vervolgens wederom de bal halen en alle gevonden mensen krijgen opnieuw de kans zich te verstoppen.
Wat maakte het zo leuk?
Vooral de momenten waarop het lot van de groep verstoppers in de handen lag van nog maar één persoon waren magisch. Een sprintduel richting de bal tussen zoeker en verstopper.
Wat is jouw favoriet? Nu is het alleen een beetje koud voor sommige spellen, gelukkig zijn daar altijd nog de bordspellen. Wij weten wel waarom bordspellen zo ontzettend leuk zijn.