Columniste Ilse: ‘Huh? Geef je nog steeds borstvoeding? Maar hoe oud is je dochter dan?’
De kennis met wie ik sta te praten reageert op z’n zachtst gezegd verbaasd als ik kenbaar maak nog zelf te voeden. ‘In oktober wordt ze twee’, antwoord ik. Hoewel de kennis zich verbaal niet specifieker uitdrukt dan ‘O, oké’, spreekt haar lichaamstaal boekdelen.
Ik weet even niet hoe ik moet reageren en stamel iets over dat het ons nog niet echt gelukt is af te bouwen. Ik vind het een bijzonder stom antwoord van mezelf, want dat afbouwen hoeft voor mij ook nog helemaal niet.
Misvattingen over langvoeden
Het is voor het eerst in dik anderhalf jaar tijd dat ik borstvoeding geef dat ik word geconfronteerd met een wat bedenkelijke reactie. Van mijn ‘collega-langvoeders’ ken ik de verhalen over bemoeizuchtige (schoon)moeders en ontmoedigende kinderartsen en vanuit de media krijg ik natuurlijk ook wel eens een kritisch of zuur artikel te lezen, maar persoonlijk heb ik niets dan steun ontvangen van mijn omgeving.
Toch ben ik soms wel eens bang om te worden aangezien voor een claimerige moederkloek, aangezien langvoeden in Nederland niet de norm is. Ik weet zelf hoe mooi het is en dat het zeker nog een mooie bijdrage levert aan het algehele dagmenu, maar ik weet ook dat er nog veel misvattingen omtrent langvoeden bestaan en ook niet iedereen er begrip of respect voor heeft. De soms bijna agressieve propaganda van de borstvoedingsmaffia draagt wat dat betreft ook bepaald niet bij aan het normaliseren van borstvoeding. Ik merk dan ook dat ik me vaak een beetje opgelaten voel als ik het er met vreemden over heb of in het openbaar moet voeden. En dat is jammer, want hoe langer ik voed, hoe leuker ik het vind. Het voeden van een peuter levert namelijk een hoop bijzondere situaties op.
Meer interactie
Want waar ik, toen mijn dochter nog klein was, nog wel eens zoekende was naar wat ze nodig had – voeding? troost? rust? – laat de communicatie tegenwoordig weinig meer te raden over. Nu wordt midden in de supermarkt gewoon mijn shirt omlaag getrokken terwijl ze enthousiast ‘tietieee!’ roept. Duidelijke taal. Ook het contact wordt na verloop van tijd alleen maar intenser. Natuurlijk, dat prille oogcontact is magisch, maar met een dreumes aan de borst gaat de interactie veel verder. Een dreumes kijkt je ook aan met die grote heldere kijkers, maar zingt ondertussen ook nog even ‘poesje mauw’ voor je. Tepel nog in de mond, uiteraard.
Toegegeven, ik denk wel eens met weemoed terug aan de tijd waarin mijn piepkleine kindje langzaam aan de borst in een melk-coma wegzakte, met de laatste melkdruppeltjes nog in haar mondhoeken. Maar gelukkig heb ik ook daar wat moois voor terug gekregen. Tegenwoordig presteert mijn dochter het om al drinkende de Downward Facing Dog perfect uit te voeren. Net zo schattig, als je het mij vraagt.
Veiligheid en geborgenheid
Er is echter één ding dat niet verandert. Die borst blijft een veilig en geborgen plekje. Mijn eigenwijze dreumes mag dan wel vinden dat ze helemaal zelf de trap op kan lopen, maling hebben aan het feit dat ze niet op de deur mag kleuren en helemaal klaar met me zijn als ik haar zeg dat op tafel springen niet mag, aan de borst zoekt ze toch nog altijd troost en rust. Dan kruipt ze helemaal weg in mijn schoot, vergeten we allebei even dat ze al best heel groot is en is ze gewoon weer even mama’s kleine meisje. Net als vroeger.
Dus ja, ik geef mijn bijna-peuter nog borstvoeding. Vinden we allebei nog hartstikke fijn. En afbouwen? Mwah, daar heeft deze moederkloek voorlopig nog geen zin in.
Lees ook: Ilse: ‘Wees potdikkeme een beetje dankbaar dat dat zoetjes sabbelende kind niet het hele vliegtuig bij elkaar krijst’